Avec Mouvement

De dubbelkorige Mis van de Zwitserse componist Frank Martin (1890-1974) staat centraal tijdens de vier concerten die kamerkoor Enchore uit Berlijn en het Utrechts Vocaal Ensemble gezamenlijk geven. Enchore is in mei in Nederland, het UVE gaat in juni naar Berlijn. 

Naast de mis zingen beide koren ook afzonderlijk.

Het UVE heeft daarbij gekozen voor werken van Nederlandse componisten, werken die door hun religieuze thematiek aansluiten bij de mis van Martin. Enchore heeft zich bij de programmering laten inspireren door zowel elementen in de mis van Martin die verwijzen naar klassieke koorwerken, als door het soms moderne muzikale karakter van de mis, zoals atonaliteit en jazzy ritmes.

Het hoofdwerk van deze concerten, de Mis voor dubbelkoor van Frank Martin, bijna een eeuw geleden gecomponeerd, kent een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Het werk was in aanleg niet bedoeld om uitgevoerd te worden en lag veertig jaar in een la.

Martin groeide op in Genève, als zoon van en calvinistische predikant. Muziek was eerst een liefhebberij, hij ging wiskunde studeren. In een poging onder de grijze wolk van Calvijn uit te komen, koos Martin later, als jonge dertiger, de klassieke katholieke mis als uitdaging voor zichzelf om zich als componist te ontwikkelen en zijn eigen religiositeit te onderzoeken. Er komen in het werk flarden Bach voorbij, van wie hij als kind de Matthäus-Passion gehoord had. Dat is bijvoorbeeld te horen in het ‘Crucifixus’, in het Credo. En in het Gloria in de loopjes die de sopranen zingen. Martin nam als componist ook de vrijheid van een heel eigen idioom, met jazzy ritmes en hij liet tekst en muziek organisch samengaan door maatwisselingen, zoals de 5/8stemaat in het ‘Hosanna’, in het Sanctus.

Vooral het Credo, doorgaans niet het spannendste deel van een mis, heeft Frank Martin dramatisch uitgewerkt, al was het zeker niet zijn bedoeling om zijn eigen emoties te verklanken. Het werk komt bijna tot stilstand na het: ‘et sepultus est’. Daarna komt, bijna als een vrolijk kinderliedje, het ‘et resurrexit’. 

Omdat Martin het werk als een uiterst persoonlijke religieuze uiting bedoeld had, wilde hij het niet laten uitvoeren, als voer voor recensenten. Pas in 1963, Martin woonde toen alweer jaren met zijn (derde) vrouw, de fluitiste Maria Boeke, in Nederland, gaf hij op 73-jarige leeftijd toestemming. Sinds die eerste uitvoering is het werk zeer geliefd. 

Het UVE opent het concert met Prière van Ton de Leeuw (1926-1996). Een gebed uit de Koran, in Franse vertaling, dat qua karakter op sommige psalmen lijkt. De Leeuw was al jong geïnteresseerd in niet-westerse muziek, nadat hij een keer per ongeluk een Arabische radiozender had aangezet. De Leeuw was 28 jaar toen hij Prière schreef. De muzikale taal van dit stuk is nog vrij klassiek, vergeleken met het latere werk van De Leeuw. 

Psalm 121 van Daan Manneke (geboren in 1939) is ook in het Frans. Daarmee staat Manneke in een traditie van Nederlandse componisten. Manneke schreef het werk toen hij 23 was. De tekst is een fragment uit de bekende pelgrimspsalm (Ik sla mijn ogen op naar de bergen….), en aan het slot van deze joodse tekst heeft Manneke de klassieke christelijke kleine doxologie geplakt (Eer aan de Vader en de Zoon..). Het Nachtliedje van Hubert Cuypers (1873-1960) is zoet van tekst en toon. Het zou van een grootvader kunnen zijn, die biddend naast het bed van een slapend kleinkind zit.

Het UVE koos natuurlijk ook een werk van de grootste Nederlandse componist Sweelinck (1562-1621), Psalm 150. Oorspronkelijk gebruikte Sweelinck voor zijn 150 Psalmen, waaraan hij twintig jaar werkte, een Franse vertaling. Het werk was dan ook niet bedoeld voor liturgisch gebruik, maar voor de gegoede burgerij om thuis te zingen. Het UVE brengt een latere Nederlandse vertaling, gemaakt op de achtstemmige compositie. Stemmen buitelen over elkaar, de Psalm heeft een buitengewoon uitbundig karakter. Het is het slotstuk van een zeer ervaren componist. 

Enchore opent het eigen deel van het programma met een laatromantisch werk, Blahoslovy dushe moya hospoda van de Oekraïense componist en priester Kyrylo Stetsenko (1882-1922). Dit laatromantische idioom is terug te horen in het tweede deel van het Kyrie in de mis van Martin.

De twee werken uit de Renaissance, het Alma Redemptoris Mater van de 16deeeuwse Italiaanse componist Palestrina en het If Ye Love Me van zijn Britse tijdgenoot Thomas Tallis, hebben een meditatief karakter in de polyfone delen en verwijzen daarmee naar het Gloria en het Credo van de mis van Martin. De meditatieve vrouwenstemmen in het Ubi Caritas uit 2007 van de hedendaagse Noorse componist Ola Gjeilo (geboren 1978) bevatten een moderne weerspiegeling van het Gregoriaans. Net zo’n weerspiegeling hebben de rustige alt- en sopraanpartijen aan het begin van het Kyrie.

Twee 20ste eeuwse Britse werken: The Lamb van Taverner en I sat down under his shadow van Bairstow spelen met de grenzen van de tonaliteit en hebben moderne ritmes, net als het tweede deel van het Sanctus (Benedictus, benedictus..) en het Agnus Dei (de syncopen in koor 1). Die moderniteit zit ook in Peace I leave with you van de Noor Nystedt (1915-2014), dat atonaliteit combineert met een mystiek karakter, een verlangen naar troost. Het Magnificat van Purcell vormt vanuit de 17deeeuwse barok moeiteloos een brug naar de mis van Martin.

Beide koren wensen u veel luisterplezier!

Monic Slingerland

(met dank aan Benedikt Vogel)

Schuiven naar boven